Kinderen van de hoop

kinderkerk_4Bij de voorbereiding van de preek over het visioen van de wereldvrede in het boek van de profeet Jesaja (2:1-4) las ik wat over de hoop. Daarbij kwam ik het gedicht ‘Het kind’ van Muus Jacobse tegen, waarvan de laatste strofe luidt:

‘Nog altijd kan de wereld nieuw beginnen,
In ieder kind kan het opnieuw beginnen.
Zolang God kinderen in ons midden zendt,
Heeft Hij zich nog niet van ons afgewend.’

Op een of andere manier zijn de kinderen de brengers van de hoop. Zij zijn de volgende generatie en daarmee dus de hoop op de toekomst, zij staan open voor het leven dat voor hen ligt, maar dieper nog zijn ze het geschenk van een nieuw begin, van mogelijkheden en wonderen die wij niet zomaar zien.

Daarom ben ik blij dat er iedere zondag kinderen in de kerk zijn — als levende, echte, spelende en vaak lachende tekens dat de wereld (en de kerk) telkens weer opnieuw begint en God naar ons omziet.

Ds. Johan Visser

Groot gelach

Op eenzame zondagen in 1952 bezocht de jonge, veelbelovende schrijver Frederick Buechner een protestantse kerk New York, waar de toen beroemde prediker George Arthur Buttrick voorging. Tijdens een van de diensten, op het moment dat de kroning van de Engelse koningin Elizabeth II in het nieuws was, preekte Buttrick over de verzoeking van Christus in de woestijn. Hij zei dat Jezus de kroon die de duivel Hem aanbood afwees, maar dat Christus desondanks koning is, omdat Hij gekroond wordt in de harten van de gelovigen. Die kroning vindt, in de woorden van Buttrick, plaats ‘onder (schuld)belijdenis, en tranen en groot gelach’. Jaren later kan Buechner nog vertellen dat het de woorden ‘groot gelach’ waren die hem van zijn stuk brachten, tot tranen toe bewogen en hem over de drempel van het christelijk geloof hielpen.

Lees het gehele artikel