Ontmoeting

Als je op het nieuws iets hoort over schrijnende situaties in mensenlevens, dan kun je je afvragen ‘wat kan ik doen?’. Wat kun je betekenen voor mensen die leven in armoede? Wat kun je betekenen voor mensen die niet dezelfde taal spreken, maar toch in nood zijn? Wat kun je betekenen als kerk in een stad waar zoveel nood is? Met die vragen werd ik geconfronteerd toen ik meedeed aan een spelletjesmiddag voor vluchtelingenkinderen georganiseerd door het PSC. Voor de duidelijkheid: het ging om gezinnen die nog maar kort in Belgie waren. Zij spreken nog niet eens Nederlands. Gelukkig hadden wij Mohannad van het ACM, die als enige Arabisch sprak.
Zoals ik kinderwerk in Antwerpen kende (vanuit mijn ervaring in mijn tienerjaren) is kinderwerk heel verbaal. Kinderen liedjes aanleren, bijbelverhalen vertellen. Maar, als je de taal niet spreekt, dan kan dat niet. Bovendien, deze activiteit werd georganiseerd door het Antwerpse Centrum voor Migratie, een neutrale organisatie. Hoe ben je daar dan aanwezig als kerk? Hoe loop je daar rond als (toekomstig) predikant?
En toch ging het allemaal heel erg vanzelf. We begonnen de middag met de voorbereidingen: brood smeren, inschrijflijsten klaarleggen, drinken klaarzetten. Toen kwamen de kinderen met hun ouders binnen in het PSC, dat was opgevrolijkt met veel ballonnen. Ze kregen allemaal wat te drinken en te eten. De gezinnen schreven zich één voor één in. Vaak grote gezinnen. De kinderen spraken een enkel woord Nederlands, de ouders vaak helemaal niet. Grote gezinnen die, naar ik hoorde, vaak in veel te kleine onderkomens leefden.
Migratie kost energie. Daar kan ik over meepraten. Wennen aan een nieuwe stad, een nieuw land, dat kost fysiek energie. Dat hadden we juist zelf ervaren in de weken daarvoor. En wij waren nog maar van Nederland naar België verhuisd. Een enkele grens over. Binnen de EU, binnen de Benelux. En daar hebben we ook nog eens zelf helemaal voor gekozen. Als je daar zo over nadenkt dan moet migratie voor gezinnen uit Irak en de Gazastrook wel diep ingrijpend zijn. Vluchten uit dat soort gebieden doe je meestal niet omdat je het zo graag wilt of omdat het zo leuk is. Zij zouden ook liever daar ter plekke in vrede, vrijheid en welvaart wonen. En dan kom je in België, waar men een totaal andere taal spreekt en je een hele ingewikkelde asielprocedure moet ondergaan. Waar een smeltkroes van culturen is. Misschien staan wij soms te weinig stil bij hoe moeilijk -en traumatisch- dat voor die mensen is. En voor die kinderen.
Toen we eenmaal, na wat gedronken te hebben, in Park Spoor Noord aangekomen waren begonnen we met eten. Na het eten werden er allerlei spelletjes gedaan: touwtje springen, tikkertje, kubb, koekhappen, en ga zo maar door. Het was een hele vrolijke middag, die nog vrolijker werd toen de waterballonnetjes arriveerden. Niet alleen de kinderen speelden, ook de ouders speelden, de vaders werden zelf ook weer even kind. Vaders die emmers water over elkaar heen gooiden. We hebben heel wat heen en weer moeten lopen om de emmers opnieuw te vullen. Maar het mooie was: je zag even alle last van hun schouders af vallen. Ze konden even onbezorgd genieten, in de warme zon.
Toen moest ik denken aan de verhalen uit het evangelie van Markus die ik ’toevallig’ (toeval bestaat niet) die week had vertaald. In Markus 9:36 en 10:16 zet Jezus kinderen in het midden om zijn discipelen iets te vertellen over het koninkrijk van God. En het unieke is dat Markus in beide verzen iets zegt dat andere evangelisten weglaten: ‘hij omarmde hen’. Markus wil het ons laten weten: Jezus slaat liefdevol zijn armen om kinderen heen. Jezus ontfermde zich over de kinderen toen. En ook nu.
En het wonderlijke is dat dan de zaken op zijn kop gezet worden. Jezus zegt het zelf (9:37): ‘ Wie zo’n kind ontvangt, die ontvangt mij’. Zo een kind. Dat daar speelde met water in de zon van Park Spoor Noord. Zo’n kind dat leeft met ouders en vele broers en zussen in een veel te klein huis in een vreemd land. En dat verandert het hele perspectief. Opeens is het niet meer wij die goed zijn voor anderen en Gods liefde aan andere doorgeven. Maar dan is het ook: Gods liefde die op ons toekomt in die kinderen. In de vreemdeling in ons land. Waar is God aanwezig in de stad? Daar is God
aanwezig. In de kinderen en hun ouders die weer even kind werden. In de mensen die een beroep doen op onze verantwoordelijkheid, klinkt de roepstem van God. Waar mensen even weer kunnen opleven, daar is het koninkrijk van God aanwezig.
Een dergelijke ervaring had ik ook toen ik laatst een muziekmiddag (Muzikament) meemaakte in het st. Elizabethziekenhuis (georganiseerd door de levensbeschouwelijke dienst). Mensen kregen een plaats om tot bezinning te komen, om ontroerd te worden. Vele van de patienten waren diep ontroerd. Omdat de muziek hen raakte. Of omdat ze herinnerd werden aan geliefden. Je zag hen opknappen, ondanks wat ze meegemaakt hadden, ondanks hun ziekte of aandoening, ondanks dat sommigen daar permanent op de geriatrische afdeling zaten.
En dat is kerk zijn in de stad, dat is de liefde die we van Jezus leren. Liefde maakt ruimte voor een ander. Het laten zien van Gods liefde begint gewoon met er zijn voor mensen. Ruimte geven aan een ander in al zijn eigenheid. En dan worden we dus soms opeens zelf verrast, verrast door de aanwezigheid van de Heer zelf.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *