Afscheid nemen nodigt uit om de balans op te maken van de afgelopen tien jaar dat ik predikant ben geweest in de Christusgemeente en de (Protestantse) kerk van Antwerpen. Als ik dat doe, dan is er één gedachte die steeds terugkeert, namelijk dat de kerk eigenlijk iets heel simpels is. Uiteindelijk komt het neer op Christus en elkaar. De kerk is de plek en de gemeenschap waar we Christus en elkaar als een geschenk —genade, zeggen we als protestanten — ontvangen.
Juist dat simpele is zo moeilijk. We zijn druk — bijna allemaal in onze levens en evenzeer in de kerk. We organiseren en regelen, we maken beleid en plannen en we zitten in een molen van activiteiten en vergaderingen. Ik vond en vind het moeilijk om door al die drukke bomen nog het bos te zien, om in dat vele die hele simpele maar cruciale vraag te stellen: wie is Christus en waar is Hij bij ons vandaag?
En dat simpele ‘elkaar’ is in de praktijk ook iets minder simpel. Wij met elkaar zijn immers mensen en mensen zijn op alle vlak zeer complexe wezens en bovendien zondaren, zo leert de Bijbel en de levenservaring ons klaar en eerlijk. En we moeten het ook in de kerk met gewone mensen van vlees en bloed doen. Mensen met al het schone, verheugende en goede én al het lelijke, trieste en kromme dat wij zijn en doen. Dat is niet simpel.
Toch heb ik juist van dat echte, reële ‘elkaar’ gehouden: de mensen in alle soorten, maten en kleuren, die meestal ook niet goed in kerkelijke of maatschappelijke hokjes passen. Dankbaar ben ik voor de verrassing van de ander. De mens die anders is, maar met wie je je in een echte ontmoeting verbonden weet en voelt als mens en als kind van de ene God. Ik heb denk ik ook leren houden van de kerk als huis van zondaren en heiligen (die vaak tegelijk in één persoon huizen). Het is zo genadig en hoopvol te geloven dat het lichaam van Christus bestaat uit heilige zondaren, uit mensen met stukken af en gaten en butsen die door God bemind zijn. Ik denk dat zowel de veelkleurigheid en diversiteit van de kerk, als die eerlijke en kwetsbare aanvaarding dat de kerk bestaat uit zondige heiligen en mislukte helden van cruciale betekenis is voor de kerk in onze samenleving. Omdat wij zo als gemeenschap een tegengeluid van hoop, echtheid en verlossing zijn tegenover de concurrentie, verdeeldheid en ongelijkheid tussen mensen en groepen en tegenover het gefotoshopte en gelik(e)te leven dat ons niet bij ons echte leven brengt. In zo’n kerk geloof ik en bij zo’n kerk ben ik met vreugde betrokken geweest.
Ik hoop dat ik ook heb gehouden van Christus. Ik zou dat liever met de apostel Paulus anders noemen: ‘Christus willen kennen’ of ‘grijpen waarvoor Christus mij heeft gegrepen’ (Filippenzen 3:10-12). Daar draait het in de kerk om: het geheim van Christus die ons heeft gegrepen — op verschillende manieren — en die we zoeken te kennen, te ontvangen en te laten groeien in ons leven. In alles wat we doen komt het aan op het zoeken en vinden van Christus, die ‘acteert op tienduizend plekken’ (volgens de dichter Gerard Manley Hopkins). Ik zie Hem soms even als we het Avondmaal tot zijn gedachtenis vieren, in de woorden van de Bijbel die we samen lezen of die ik verkondigen mag, als we op zondag samen bidden en zingen, in de kinderen met hun hoopvolle levenslust en eenvoud, en in de geringste van zijn zusters en broeders (in de kerk, De Overzet, op straat, in het ziekenhuis) en soms verschijnt Hij ook gewoon als ik door de Lange Leemstraat fiets — die straat die voor mij het toppunt van eerlijke en lelijke schoonheid is. En hopelijk is Hij ook door mij heen aan anderen verschenen de afgelopen jaren.
Ik ben dankbaar voor deze tien jaar Christus en elkaar. Het waren goede jaren. Ik dank u daarvoor, lieve heiligen in Antwerpen, en bid dat jullie zo kerk blijven en zullen groeien in dat simpele kerk-zijn midden in de stad. Gegroet met een heilige kus!
Ds. Johan Visser